Elke week na een uitzending van ‘Kijken in de ziel’ ken ik mezelf een beetje beter. Ondanks dat ik mezelf een programmamaker en geen journalist vond, blijk ik wel zo geleefd te hebben.
Treffend dat Rob Wijnberg vooral boeken leest waaraan hij denkt iets te hebben. Hetzelfde geldt voor zijn kijkgedrag. Nooit eens onderuit gezakt ‘Ik hou van Holland’ of ‘Sterren Springen’ kijken en dus ook niet met het verstand op nul lachen om ‘Geer & Goor’. Alleen als je voor de roddelrubrieken werkt leidt zulke televisie wellicht tot een verhaal.
Altijd maar je kop erbij houden en je voelsprieten uit. Journalist ben je 24 uur per dag, behalve dan als je Frits van Exter of Marike Stellinga heet. Altijd gaat het nieuws voor op je privéleven. En zo eindig je dan bij de Raad voor de Journalistiek, omdat je uitspraken op een feestje hebt verwerkt tot een nieuwsbericht.
Pijnlijk hoe Frits Wester in aflevering drie geraakt werd doordat hij een familiefeest moest laten schieten voor een vallend kabinet. Elke journalist kent zulke voorbeelden. Een vriendin ging voor jaren naar Amerika. Tijdens haar afscheidsfeest was ik aan het werk voor Omroep Gelderland. Later toen een collega afscheid nam was ik op pad voor Omroep Brabant. Was het me waard? Met terugwerkende kracht absoluut niet!
Het is niet zo dat ik graag feestjes afloop. Vaak verveel ik me snel en vraag ik me af wat heb ik er nou eigenlijk aan. Toch heeft de keuze om te gaan werken me carrièretechnisch niet geholpen en daarnaast doet er zich elke dag wel weer een ander belangrijk nieuwsfeit voor. Het is een koud kunstje om je op die manier aan niemand te binden.
Een goede journalist heeft weinig vrienden. Oorlogsverslaggever Arnold Karskens heeft liever vijanden, want daartegen kan hij de sabel van het woord opnemen. Daarbij vindt hij het moeilijk om over iemand te schrijven die hij aardig vindt. Hij is liever een goed journalist dan een aardig mens. En daar slaagt hij prima in. Journalisten worden volgens Clairy Polak in hun werk gedreven door hun eigen wereldbeeld en woede over onrecht. Toch wil ik minder boos worden en word ik graag aardig gevonden.
Meestal vond ik mijn interviewkandidaten interessante mensen. Ik ben slechts een enkele keer boos op ze geworden. Ik weet nog dat ik me aan de toenmalige Osse wethouder Jules Iding irriteerde toen hij tegen me stond te, laat ik het netjes houden, jokken. Ook burgemeester Ton Rombouts van Den Bosch, die de feiten wel erg in zijn voordeel stond te draaien vond een boze verslaggever tegenover zich. Daarmee heb ik overigens nog geen hekel aan beide mannen.
Ik kan niet tegen oneerlijkheid, onrecht en onmacht. Dat blijft zo, ook nu ik niet meer journalistiek actief ben. Al vraag ik me, terwijl ik ‘Kijken in de ziel’ zie, wel af of journalistiek nou een vak of een ziekte is? Ik ben benieuwd of ik maandag het antwoord vind, want ‘Kijken in de ziel’ is sowieso een kijktip!