Mijn hoofd tolt en mijn ogen draaien. Versuft zoek ik mijn autosleutels.
Ik wil weg uit de donkere kamer met bezwete lakens, die herinneren aan een wilde avond; waarvan ik nu al spijt heb.
Ik heb thuis wat uitteleggen. Het is half vier in de morgen.
Rustig trek ik mijn kleren aan. Ik wil haar niet wakker maken.
“Waar zijn die verdomde sleutels toch.” Ik graai onder het bed. “Gatver, kwakkie, bah!”
Ik grijp in een gebruikt voorwerp, maar vind gelukkig mijn sleutels.
Ik stap in de auto. Drie straten verder dwingt een agent mij tot stoppen.
Toch heb ik nu geen rijontzegging. Ik was slaapdronken, maar of dat het er nou veiliger op maakt? …Ik ben nog niet thuis.
Heb je wat uit te leggen dan?