Weermannen en -vrouwen vinden depressies interessanter dan windstil zonnig weer.
Terwijl het zonnetje schijnt en er nauwelijks een wolkje aan de lucht is bemerk ik een grijze wolk in mijn gedachten. Eentje die ik niet kan verdrijven. Ik zie de ontluikende bloemen en werk aan een nieuwe horizon, toch rijst de donkere angstwolk mee. Het is alsof de neerslag kans 0% is, terwijl er in mijn hoofd een hoosbui uit kan uitbreken. En geen weerman of -vrouw die me vertelt wanneer deze wolken zijn overgedreven, zodat ik ook kan genieten van opklaringen.
Gaat het slecht met me? Nee, maar ik kan tegelijkertijd niet zeggen dat het goed gaat. Die weerlui mogen mijn gedachten hebben, want ik heb toch liever de zon.
Het gaat niet om goed, beter, best. Maar het gaat om volgorde: Best, beter, goed