De problemen bij de Kinderboerderij Uden zijn een prima voorbeeld van wat er mis is met de arbeidsmarkt in Nederland. Binnen veel vrijwilligersorganisaties wordt er ook gewerkt door (gesubsidieerde) arbeidskrachten en hierdoor wordt regulier werk niet meer zo gezien en gewaardeerd. De gemeente Uden handelt hypocriet door enerzijds de Kinderboerderij Uden aan te merken als vrijwilligersorganisatie en anderzijds te (laten) gebruiken als reïntegratieplek.
Kinderboerderij Uden wil graag een volwaardige beheerder in loondienst aangezien deze een uitgebreidere taak heeft dan alleen toezien op de kinderboerderij; de beheerder moet ook mensen met geestelijke en/of lichamelijke problemen en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aansturen. De Kinderboerderij Uden kan hierdoor mijns inziens niet worden aangemerkt als sec een vrijwilligersorganisatie.
De gemeente ziet Kinderboerderij Uden wel als een vrijwilligersorganisatie, wat te begrijpen is vanuit de historie. Kinderboerderijen waren altijd kleine verzamelplaatsen van boerderijdieren in een woonwijk of stadsdeel die onderhouden werden door de buurt of de wijk(raad). Echter, als dat de opvatting is dan is het vreemd dat Uden zinspeelt op het werven van neveninkomsten om de exploitatie sluitend te krijgen; niet dat dit overigens niet al gebeurt, want de Kinderboerderij Uden heeft meer onkosten dan alleen het aanstellen van een beheerder.
Marktwerking is niet de oplossing voor alle problemen en gaat voorbij aan de functie die een kinderboerderij heeft; als een laagdrempelige ontmoetingsplaats. Juist voor gezinnen met een laag inkomen is het een van de weinige uitjes. In die zin is een kinderboerderij ook van maatschappelijke waarde. Het rendementsdenken sluit de ogen voor de enorme meerwaarde die zo’n faciliteit voor een gemeenschap heeft.
Een kinderboerderij kan natuurlijk ook echt door vrijwilligers gerund worden, maar dat betekent voor de Kinderboerderij Uden wel een afslanking. De kinderboerderij aan de Artellerieweg is tegenwoordig zo groot dat je zelfs mag twijfelen of er nog wel sprake is van een kleinschalige voorziening. In mijn optiek is de Kinderboerderij Uden zo groot gegroeid omdat verschillende doelgroepen aan het werk gehouden moesten worden. Iets wat volgens mij ingaat tegen wat je van vrijwilligers aan inzet mag verwachten.
Maatschappelijk gezien mag trouwens de vraag gesteld worden of het verzorgen (en in leven houden) van dieren wel aan toeval overgelaten moet worden. Daarnaast moet vrijwilligerswerk een hobby blijven en geen keiharde verplichting worden, want dan gaat het op echt werk lijken. Het is overigens niet zo dat ik vrijwilligerswerk als een vrijblijvendheid zie, wel vind ik dat het niet in de plaats van echt werk mag komen.
In de lijn met het vrijwilligerswerk ben ik tevens een felle tegenstander van de diensten die door het integratiebedrijf IBN worden geleverd. Het gaat doorgaans om normaal werk, waar alleen mensen in abnormale omstandigheden een beroep op kunnen doen. Dit werk gaat zogezegd ten koste van mensen zonder indicatie die qua capaciteiten graag een beroep zouden doen op zulk werk, bijvoorbeeld dorpshuisbeheerders, conciërges op scholen en de plantsoendienst. Wat ik het IBN wel na wil geven is de prima secundaire arbeidsvoorwaarden en het werkklimaat. Ik ben ervan overtuigd dat alle bedrijven zouden moeten opereren als de IBN.
Uden moet voordat het aan Kinderboerderij Uden twee mogelijke scenario’s gaat voorleggen eerst zelf maar eens bepalen wat voor een kinderboerderij het wil hebben. Daarbij zou men vooral als uitgangspunt moeten nemen dat het probleem is dat we vooral (denken te) weten wat iets kost, maar van weinig nog de waarde kennen. De Kinderboerderij Uden is vele malen meer waard dan wat een volwaardige beheerder kost.
Pingback: Jolwin.nl | Gastopinie in het Brabants Dagblad