Schrijf een verhaal af, zo luidde twee weken geleden de opdracht bij fictiedidactiek. We kregen de eerste alinea van ‘De drie vrienden’ van Jeanette Winterson en moesten zelf het verhaal afschrijven. Een week later gingen klasgenoten elkaars verhalen voorzien van een tip en een top.
Ik heb getwijfeld of ik het verhaal online zou zetten, omdat er te weinig spanning in zou zitten en mijn verhaal in het begin te verwarrend zou zijn. Ook qua gebruik van verleden en tegenwoordige tijd zou het verhaal niet consistent geschreven zijn (maar volgens mij is dialoog altijd in de tegenwoordige tijd). Vanwege de eenheid, de uitgewerkte personages en de verrassende wending, waarover ik zelf ook tevreden ben, heb ik besloten de huiswerkopdracht toch te plaatsen. Het oordeel is nu aan jou!
De drie vrienden
Er waren eens twee vrienden die een derde vriend vonden. Omdat ze niemand in de hele wereld aardiger vonden, beloofden ze plechtig dat ze in één paleis zouden wonen, op één schip zouden varen en één gevecht zouden leveren met gelijke wapens.
Na drie maanden besloten ze op een zoektocht te gaan.
“Wat zullen we gaan zoeken?”, vroegen ze elkaar.
Het drietal zat in de ontvangstkamer bij elkaar. Ze hadden net 18 keer ge-mens-erger-je-niet, totdat ieder even vaak had gewonnen. Bijna leek Nick zijn zevende potje te winnen, maar gelukkig sleepte toch Jon zijn zesde overwinning binnen. De drie vrienden vonden er bij het vierde spelletje eigenlijk al niets meer aan, maar ze wilden hun afspraak niet schenden.
Nu konden ze gaan nadenken over een andere bezigheid. Eentje met meer uitdaging en variatie. Alleen was het nu wel de beurt aan Rik om iets te bedenken.
“Ik vind dat elk van ons een keer de kans moet hebben om een activiteit te bedenken”, zei Jon.
Nick baalde hier wel van, want hij is een snelle denker en zit barstens vol creativiteit en dat terwijl Rik liever buiten voetbalt en Jon het al snel goed vindt als hij een muziekje op kan zetten.
Verrassend genoeg kwam Rik ditmaal snel met een idee: “Laten we op reis gaan”.
“Ja leuk, maar waar gaan we dan naar opzoek?”, vroeg Nick. “Wat dacht je van het ideale vakantie-eiland”, bracht Jon in. De drie vrienden werden het snel eens en elk had het gevoel een gelijke bijdrage aan het idee te hebben geleverd.
Alleen nu wierp Nick het volgende probleem op: “Waar moet ons vakantie-eiland eigenlijk aan voldoen?”
“Als er zon en zee is, dan vind ik het wel best”, zei Jon, die zich al op een handdoek zag liggen met zijn ‘oortjes’ in.
Rik kreeg blijkbaar hetzelfde beeld voor zich, want hij reageerde licht geërgerd: “Maar Jon je doet dan toch wel mee aan beachvolley?”
Dit schoot bij Nick in het verkeerde keelgat, want die had helemaal geen zin om de vakantie alleen maar op het strand door te brengen. “Snuif toch ook een wat cultuur op”, verzuchtte hij.
De drie vrienden zaten zwijgzaam bij elkaar. Ze maakten geen ruzie, want daarvoor vonden zij elkaar veel te aardig, maar het altijd maar samen zijn begon zijn tol te eisen. Allen vonden dat ze onvoldoende aan hun trekken kwamen. Jon wilde vaker muziek luisteren, Rik wilde wel eens echte tegenstand bij het sporten en Nick voelde zich onvoldoende begrepen als ze samen een museum bezochten.
Het was vervolgens Rik die met de oplossing kwam: “Laten we van die bezopen afspraak afstappen om alles samen te doen, want daarmee doen we onszelf te kort.” Het voelde voor de drie vrienden als een bevrijding. Jon opperde toen een zeilvakantie: “Dan kunnen we allemaal onze sterke kanten laten gelden, Nick navigeert, Rik hijst de zeilen en ik ga aan het roer.” “Eenheid in diversiteit”, vulde Nick filosofisch aan. En zo zaten de drie vrienden toch weer op één lijn.