Een enorm reuzenrad torent boven Hoorn uit als wij op zondagochtend de karakteristieke IJsselmeerstad binnen rijden. Het is niet de kermis, die wij vandaag gaan bezoeken – al is deze volgens een kennis erg de moeite waard. Nee, vandaag ben ik zelf de attractie, maar dat weet ik op dat moment nog niet.
Met vrienden, mijn zoontje en mijn vrouw leg ik deze zondag de historische driehoek af. Vanuit Hoorn reis ik met de stoomtram naar Medemblik en van daaruit per boot naar Enkhuizen. Om vervolgens met de gewone trein weer terug in Hoorn te komen. De stoomtram vertrekt deze zondag om 11:40 uur.
We zijn driekwartier voor het vertrek van de Museum Stoomtram aanwezig op het transferium aan de Dedemstraat. Dit lijkt keurig op tijd, want rond het stationnetje van de stoomtram is veel te zien; naast de stoomtrams ook de werkplaats. En zo wandelen wij door de remise. Een prachtige ‘Gooische Stoomtram’ uit 1921 verleid mij door mijn knieën te gaan, immers gehurkt kan deze veel mooier op de digitale geheugenkaart vastleggen.
Mijn opgewekte humeur en de zin er een mooie dag van te maken slaat om 11:20 uur om in chagrijn als ik luid het scheuren van mijn katoenen driekwart broek hoor. Het gaat niet om een klein gaatje, maar een scheur vanaf mijn kont tot aan de onderkant van mijn broek bij mijn rechter been.
De kaarten zijn gekocht en er is geen volgende stoomtram, die dag, en daarbij moeten we de met stoomtram op het juiste moment in Medemblik zijn om op de boot naar Enkhuizen te kunnen stappen. Ik moet dus door met een gescheurde broek.
Mijn vriend die met ons mee reist stelt vast dat gedurende de treinreis van Hoorn naar Medemblik er opmerkelijk genoeg niemand iets over heeft gezegd, ook niet tijdens de tussenstop van bijna een half uur in Wognum. Het (b)lijkt de goden verzoeken.
Het is op de loopplank naar de boot – de Friesland – dat een mevrouw zegt: “Goh, meneer wist u dat uw broek kapot is”. Enigszins geïrriteerd antwoord ik: “Mevrouw meent u dat nu.” En daarna iets aanvallender: “Denkt u niet dat ik er niet iets aan had willen doen, als ik dat kon?” Duidelijk gepikeerd reageert zij: “Je kunt de broekspijp toch bij elkaar houden met veiligheidspelden?!” Ik probeer nog: “En waar haal ik die dan vandaan”, maar de vrouw vist ze niet voor me uit haar tas.
Een boot bestaat uit verschillende dekken, die bereikbaar zijn met…
Juist, trappen! Op deze zonnige zondag in de kop van Noord-Holland is het razend druk op de ‘Friesland’ en ik krijg mezelf niet meer omhoog. Bij het bestijgen van de treden zou immers iedereen tegen mijn billen aan zitten te kijken. Nou heeft mijn vrouw mijn billen in een ver verleden wel eens ‘lekker kontje’ genoemd, maar ik vermoedde toch dat van de opvarenden niemand op mijn billen zat te wachten. Gelukkig schoot mijn vriend te hulp met een trui, die ik om mijn middel bond. En zo werd voorkomen dat anderen zich konden bescheuren… van het lachen!
Misschien dat ik deze gebeurtenis ooit nog komisch ga vinden, maar voor nu erger ik me vooral aan de Bristol. Daar heb ik deze broek vorig jaar voor de zomer gekocht. En ik vind het toch wat al te gortig dat zo’n broek slechts een zomer meegaat. Ik denk dat ik deze winkel voorlopig maar mijd, want: “Met een broek van Bristol, zien anderen je hol!”
Zit ik aan het einde van de middag in de auto op weg naar een supermarkt hoor ik het volgende op de radio: ‘Een vrouw zegt: “Doe je kleren eens uit.” Man: “Alles?” Vrouw: “Nou, je mag je onderbroek aanhouden.” De verteller besluit met de boodschap dat je in ondergoed van Paul Jones gezien mag worden.’ Ik had weliswaar ook tactel ondergoed aan, maar dan van H&M (die ze al jaren niet meer in het assortiment heeft). Anders was deze column er natuurlijk helemaal niet geweest.