Het is veelzeggend dat mijn vorige schrijfsel meer dan een maand geleden is. Dit zou meteen het antwoord kunnen zijn op de vraag: “Alles goed?” Alleen weet ik dat de vraagsteller een positieve bevestiging verlangt. Helaas gaat het met mij nooit goed. Het hoogst haalbare, voor mij, is ‘het gaat wel’.
Iemand die positief in het leven staat die zou kunnen zeggen: “Ach, als niet alles goed gaat is er tenminste nog ruimte voor verbetering!” Zo iemand heeft in mijn geval helemaal gelijk. Sterker nog er is enorm veel ruimte voor verbetering.
Afgelopen donderdag kon ik mijn bed niet uitkomen. Gebrek aan energie, want het is niet dat ik geen raad zou weten met mijn tijd. Ik had raadstukken kunnen/moeten lezen. Probleem is dat de inhoud van die woordenbrij(en) niet tot me doordringt.
Het zou beter met me gaan als ik een hogere eigenwaarde zou hebben, dat krijg om me heen met enige regelmaat te horen. Persoonlijk zie ik in die opvatting een ‘kip-of-het-ei-discussie’. Als het beter met me zou gaan dan zou ik ook wel beter over mezelf denken, lijkt mij.
Het is die verrotte vermoeidheid die mij in de weg zit, en de negatieve gedachten, de angsten en oké ook het gebrek aan de overtuiging dat ik ‘oké ben’. Ik weet niet waar mijn kwaliteiten liggen en durf dus niet te solliciteren. Ik ben voor ieder baantje bang, want ik voel mij enorm vermoeid. Ik vrees het niet vol te houden, zoals ik eigenlijk ook vrees het leven niet vol te houden. Echter ik ben er nog steeds, dus je kunt mij niet verwijten geen doorzettingsvermogen te hebben.
Natuurlijk speelt bij mij de belemmering dat voldoende niet goed genoeg is. Die belemmering maakt dat ik in december ben gestopt met de lerarenopleiding Nederlands. Ik maak zelf nog (te veel) taalfouten en ben te onzeker om leerlingen zelfvertrouwen bij te brengen. In die zin is stoppen trouwens een goede keuze geweest.
Natuurlijk zou een succesje welkom zijn voor mijn gevoel van eigenwaarde. Paniekaanvallen staan überhaupt de kans op succes in de weg. Ze belemmeren mij in het inslaan van nieuwe wegen. En zo blijft voor mij dagelijks de grootste uitdaging: opstaan en de dag doorkomen; al blijken die voorbij te vliegen. Meteen gevolgd door de vertwijfeling: “Hoe kan het toch zo zijn dat ik zoveel meer deed toen ik nog betaald werk had?”
Is het erg dat er ruim een maand tussen dit en mijn vorige blog zit? Ik denk niet voor de lezer, van wie ik er maar één ken die mijn schrijfsels consequent tot zich neemt, maar wel voor mij. Het gebrek aan inspiratie toont mij, mijn gemoedstoestand. De hoeveelheid blogjes (columns) die ik afscheid werkt letterlijk als een spiegel van mijn ziel. Het gebrek aan stukjes dus ook. Om positief te besluiten: ik heb weer iets geschreven, al is het onderwerp weinig hoopgevend. Mijn psychiater zou nu opmerken: “Zelfs het geringste succes kun jij nog teniet doen.” En inderdaad dat is mijn staat van zijn.