Minister Edith Schippers (VWS) vindt dat er te weinig wordt gesproken over depressie. De volksgezondheidsminister heeft daarom een campagne gelanceerd om deze volksziekte nummer een bespreekbaar te maken. Volgens de Rijksoverheid worstelt een op de twintig Nederlanders jaarlijks met een depressie, onder jongeren zou dat zelfs een op de vijftien zijn, zo weet RTL Nieuws. In plaats van het voorkomen van depressies moet het taboe erop doorbroken worden. Maar hoe wil je begrip voor iets kweken als de patiënt zelf al nauwelijks wil accepteren dat hij ziek is?
De zondag gelanceerde campagne zou als een steun in de rug moeten voelen, al richt deze zich in het eerste jaar vooral op jongeren en (jonge) vrouwen en val ik – na een recente controle – niet binnen een van beide doelgroepen. Onder jongeren en (jonge) vrouwen zou de somberheidsziekte vaker voorkomen en weer andere cijfers geven aan dat bijna een op de vijf volwassenen ooit te maken krijgt met een depressie. Dat zou trouwens gelden voor vrouwen, want mannen piekeren de helft minder; het gaat bij hen om een op de tien.
Cijfers en statistieken tonen niet de beleefde ernst van een psychische ziekte. Een ziekte waar de patiënt zich ook niet aan over wil geven, want er is toch niets te zien aan hem (of haar, maar patiënt is een mannelijk woord)? Mee kunnen doen en sociale contacten hebben is de beste remedie tegen somberheid, maar hoe moet dat als je vooral vermoeid bent door het gevoel overvraagd te worden en je als potentiële ‘drop out’ niet welkom bent bij werkgevers?
Psychiater Bram Bakker noemde in het RTL Nieuws (zie filmpje) als een van de oorzaken van een depressies dat we steeds minder met ons lichaam doen en steeds meer met ons hoofd en dat hoofd raakt overbelast. Onze hersenen krijgen te veel informatie te verwerken. Dit fenomeen werd in 1997 al gesignaleerd als ‘infostress’. De oplossing is volgens mij dat we minder veeleisend worden.
Toch, lukt het mij als depressieveling, ook niet om minder hard voor mezelf te zijn. Ik kan, of wil, niet accepteren dat ik ziek ben en aan de zijlijn sta. Ik wil niet alleen werken voor een mooi inkomen, maar tegelijkertijd om vol trots te kunnen vertellen (goed: opscheppen) over wat ik gedaan heb. Op feestjes voelt het vreselijk om te moeten zeggen dat je geen werk hebt, als de vraag wordt gesteld: “Wat doe jij?” De grap: “Nou, ik ben depressief en heb daar een dagtaak aan” wordt doorgaans niet echt gewaardeerd.
Goedbedoelde adviezen stapelen zich op, maar voelen voor mij meer als verwijten. Dit maakt het lastig; enerzijds wil je in contact blijven met anderen en anderzijds kun je niets hebben. En dan wordt van die ander ook nog verwacht dat hij of zij beseft dat iemand die aan een depressie lijdt zichzelf niet is. Kortom, het zou beter zijn als niemand een depressie zou hebben. Alhoewel deze wens niet door mijn psychiater gedeeld wordt.
Ik hoop dat het onderzoek naar ‘preventie, vroege signalering en zorg op maat in de geestelijke gezondheidszorg’ nog iets gaat opleveren, maar ik vrees dat de conclusies en aanbevelingen in de wind worden geslagen en dat er in plaats daarvan een publiekscampagne wordt gelanceerd om meer begrip voor depressie te kweken. Wacht eens… Dat zal toch zeker niet deze campagne zijn, want dat zou me pas echt somber stemmen!