De aanpassing van (on)aangepast DENK

coentunnelDENK moet gedacht hebben: “Als je het niet (meer) ziet dan is het er ook niet”, toen de beweging voorstelde straatnamen aan te passen. Deze namen stammen uit ons koloniale verleden. Echter, DENK meent dat wij er onze daden mee ophemelen terwijl onze landgenoten in den vreemde zich ernstig misdragen hebben. Cultuurhistoricus Herman Pleij merkte in WNL op Zondag terecht op dat we bezig zijn ons verleden selectief uit te vlakken.

Bij Tunahan Kuzu denk ik aan een baby. Kuzu bevindt zich in de sensomotorische fase, zoals benoemd door bioloog, filosoof, pedagoog en psycholoog Jean Piaget (1896 – 1980). Als je als vader je handen voor je gezicht houdt en je vraagt: “Waar is papa nou?”, dan schreeuwt een kind het uit van het lachen en denkt ook daadwerkelijk dat papa weg is. Door de naam van de Coentunnel te veranderen blijft de tunnel weliswaar, maar wordt het bestaan van Jan Pieterszoon Coen weggepoetst.

De loyaliteitsvraag van Kamerlid Louis Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren) aan Selçuk Öztürk (DENK) lijkt futiel, maar is dat allerminst. Natuurlijk toonde de wijze waarop ze elkaar in de haren vlogen het heersende gebrek aan fatsoen; de politieke mores om via de Kamervoorzitter te spreken bestaat niet voor niets. Toch maakte Louis Bontes terecht een punt, want zitten niet alle Turken in de sensomotorische fase, door het ontkennen van de Armeense genocide?

Lovenswaardig is het dat DENK onze geschiedenis wil verschonen door ons koloniale verleden te negeren. Vreemd dat wij niet zien dat de mensen van DENK vol goede bedoelingen zitten?! Cultuurhistoricus Heman Pleij hekelde de aanpassing van namen bij schilderijen in het Rijksmuseum in Amsterdam, want hierdoor wordt een deel van onze ontwikkeling onzichtbaar gemaakt. Een Hottentot mag niet meer, dat is voortaan Khoikhoi, want Hottentot was eigenlijk een scheldwoord voor stotteraar. Als we de vertelling van onze geschiedenis aanpassen dan weten we over een paar decennia niet meer dat wij ons ooit superieur hebben gewaand.

Onze superioriteit komt volgens de DENK’ers ook naar voren in het Sinterklaasfeest – dat wat mij betreft sowieso niet hoeft te worden gevierd, maar dat is een andere discussie. Hoewel ik vind dat de tegenstanders van Zwarte Piet een punt hebben, vind ik een aanpassing ook hier uit cultuurhistorisch perspectief niet op zijn plaats. Je zou Piet misschien juist weer extra moeten aandikken met kroeshaar, dikke lippen en grote oorringen. In plaats van wegpoetsen juist benadrukken, zodat we kunnen zien dat het niet klopt en we het daarover kunnen hebben.

De wereld is continu in beweging en dit gaat gepaard met discussie, maar op het moment dat je verandering gaat afdwingen dan roep je weerstand op. Duwen zorgt voor tegendruk en in de zwartepietendiscussie zien we hoe racistisch die weerstand kan zijn. Je moet iemand niet iets afpakken, maar zorgen dat de ander het vrijwillig wil opgeven. Als DENK wil vasthouden aan het selectief schrappen van namen en termen dan zitten ze volgens mij in een Coentunnelvisie.