“Met je kop onder water ziet niemand je tranen.” Ik vind dat zo’n mooie tekst van IOS. Het is tevens zo ontzettend waar. Ik heb op aandringen van mijn beste vriend mijn column over mijn moeder offline gezet. Dit tegen de uitdrukkelijke wens van mezelf in. Echter, mijn vrouw heeft ook moeite met mijn openheid. Zij is de reden dat het epistel niet meer te lezen is. Ik voel me er wel weer door opgesloten en dat juist vandaag zeven jaar na mijn interventie.
Vaak denk ik: ‘had ik toen maar doorgezet.’ Ik voel me namelijk nog steeds eenzaam. Ik mag niet zijn wie ik ben. Er wordt door alles en iedereen over mijn depressie gepraat, maar niet met mij. Ja, door mijn psychiater, maar die verdient daar jaarlijks een lekker maandsalaris aan; dat wil zeggen dat zijn rekening net zo hoog is als mijn maandinkomen volgens een niet nader te specificeren uitkeringsinstantie.
Ik moet al mijn gevoelens binnen houden en als ik wel eens iets zeg dan word ik niet begrepen. Het is juist daarom dat ik dit platform nodig heb om mezelf te uiten. Niet in de laatste plaats, omdat ik met het schrijven zelf beter kan afwegen wat exact mijn boodschap is. Getypt weet ik mezelf genuanceerder te uiten dan in het gesproken woord. Wellicht dat ook daarom het domein: ‘Laat Ze Maar Praten’ zo goed gekozen is.
Ik snap best dat mensen het moeilijk vinden om met mij te praten over mijn – in potentie – dodelijke ziekte. En als ik dan vervolgens mezelf uit via dit platform dan wordt er vooral gezeurd over de plek waarop ik dit communiceer. Nou, als je het niet wilt weten dan moet je het niet lezen. Ik vraag je dan wel vriendelijk om jezelf ook even als mijn vriend van Facebook te verwijderen. Weet ik tenminste wie mijn echte vrienden zijn.
In het intermenselijk contact mag ik niet over mijn ziekte vertellen en nu mag ik het van verschillende mensen, met mijn vrouw voorop, ook niet meer publiceren op deze website. Ik kan niet anders dan concluderen dat als ik monddood wordt gemaakt ik ook feitelijk gezien beter dood kan zijn. Vervelend dat ik die gedachte exact zeven jaar na mijn interventie moet hebben.
Ik dacht vanochtend nog: ‘Het is vandaag zeven jaar geleden, maar ik sta er nu toch heel anders voor.’ In economisch opzicht is mijn inkomen nog maar 35% van dat wat ik voor mijn interventie in 2010 had. Daarbij verricht ik momenteel geen betaald werk. Gelukkig lever ik als vrijwilliger wel een maatschappelijke bijdrage. Niettemin doet de vraag: ‘Wat doe jij eigenlijk?’ elke keer weer pijn.
Ik besef dat ik met mijn therapieën, pillen, propedeusejaar op de lerarenopleiding, ochtendshow bij de Udense lokale radio, reclameverkoop bij een krant, raadslidmaatschap en nu de presentatie van een muziekprogramma bij de omroep in Oss de afgelopen zeven jaar een prachtige reis heb gemaakt. Daarnaast ben ik vader geworden en heb ik samen met mijn echtgenote een huis gekocht.
Ik vind dat aanwijsbare successen. Daar mag ik over vertellen, maar dat ik vaak graag dood wil daar moet ik mijn kop over houden. Ik ga nu even een bak water zoeken, omdat jullie je kop liever in het zand steken. Val toch dood; of eigenlijk: Ik laat jullie maar praten.