“Het lijkt wel of jij altijd tegen bent”, dit werd mij een paar jaar gelden voor de voeten geworpen, toen ik met iemand een discussie had. Nog vaak moet ik hieraan denken als ik weer eens tegen de stroom in roei.
Engelstaligen zijn echt in je geïnteresseerd, terwijl Nederlanders alleen sociale interesse tonen. Hoe vaak hoor je niet de vraag: “Alles goed?” Als je hier eerlijk op antwoordt, wordt dit je nooit meer gevraagd en als je er sociaal wenselijk op antwoordt dan lieg je!
Ik ben bang en boos. Ik scheld, schreeuw en spui mijn ongenoegen. Soms wil ik prikkelen en op een ander moment alleen erkenning. Ik begrijp veel, maar heb voor weinig begrip. Vaak sta ik machteloos, maar tot geweld heb ik mij nog niet verlaagd.
Het einde van het jaar nadert. De reis ernaartoe voelt als een raceauto die met een enorme vaart op een ravijn afstevent. Het jaar stort erin, maar de auto rijdt door. De achteruitkijkspiegel toont successen en mislukkingen; niet alleen van het voorbije jaar.
Zoals de meeste bands worden herinnert door één album, acteurs van één film en schilders van één schilderij, zo worden schrijvers herinnert vanwege één boek. Oorlogswinter is het boek waarvan we Jan Terlouw kennen, maar als je Koning van Katoren leest, leer je Jan Terlouw kennen. Ik ben ervan overtuigd dat dit, in 1972 met de Gouden Griffel bekroonde boek belangrijker is voor de mens Jan Terlouw dan Oorlogswinter.
Stef Bos is levensgevaarlijk. Ik wil dan ook dat zijn muziek voorzien wordt van waarschuwingsstickers. Al was het maar om mensen met een depressie te waarschuwen voor zijn hartverscheurende teksten. Ze komen keihard binnen en stemmen verdrietig. Het is dus niet zo dat Stef Bos nu moet vrezen voor zijn leven, tenzij hij net zo depressief is als zijn teksten, maar ik geloof dat, dat wel meevalt.